De Boodschap
Kabinet van de President

Presidentiële commissie gaat Wet Rij- en Voertuigenbelasting evalueren

Mohamed-Shiraz Boedhoe

De in 2018 door het parlement aangenomen en in januari 2019 afgekondigde Wet Rij- en Voertuigenbelasting, wordt onder de loep genomen. Hiertoe heeft president Chandrikapersad Santokhi op dinsdag 13 oktober 2020 de presidentiële werkgroep “Aanpassing Wet Evaluatie Rij- en Voertuigenbelasting” geïnstalleerd. Deze commissie zal het proces van evaluatie en herziening van de wet opstarten en waar nodig aanpassingen plegen. De commissie wordt geleid door Mohamed-Shiraz Boedhoe.

President Santokhi memoreerde dat er heel wat te doen is geweest in de samenleving omtrent de wet. Doelende op de legaliteit, het institutioneel kader en het beleid. Hij zegt dat wanneer er wetten worden gemaakt, die de normen moeten bevatten welke gedragen worden door de burgerij. Daarbij dient het parlement overtuigd te worden waarom de wet nodig is. Het staatshoofd spreekt van een zeer omstreden wet, omdat er tegenstrijdige bepalingen en wettelijke onvolkomenheden zijn. Zowel de handhaving als het institutioneel kader is nog onduidelijk. Desondanks zijn er delen van de burgerij die hun betalingsverplichtingen zijn nagekomen en is er bijkans SRD 52 miljoen binnengehaald.

Uiteindelijk heeft de vorige regering ingezien dat de wet onvoldoende bepalingen heeft om effectief te zijn en heeft zij deze opgeschort. Er werd een werkgroep samengesteld voor herziening en er is heel wat werk verzet. Volgens de president zal hiermee het werk van de presidentiele werkgroep wat makkelijk gemaakt worden. Wat de regering wil is de wet Rij- en Voertuigenbelasting rechtstatelijk te laten zijn, conform wet en recht. Het moet uitvoerbaar zijn en er moet duidelijkheid zijn omtrent het institutioneel kader, de naleving, controle en het toezicht.

De commissie heeft drie maanden de tijd om rapport uit te brengen, waarna de wet door de regering ter correctie aan het parlement zal worden aangeboden. President Santokhi benadrukt dat de middelen die uit de wet voortvloeien, aangewend kunnen worden voor de infrastructuur, dat op haar beurt bepalend is voor de economische ontwikkeling, de mobiliteit en de productie. Zowel de financiële crisis als de huidige COVID-pandemie vragen financiële middelen en indien de middelen uit de Rij- en Voertuigenbelasting daarvoor aangewend kunnen worden, komen andere middelen vrij.

Boedhoe benadrukt dat het aan de overheid is om te bepalen of de wet wordt toegepast. De commissie gaat voornamelijk kijken naar de verschillende hiaten als ook de maatschappelijke impact sinds de afkondiging en toepassing van de wet.