De Boodschap
Kabinet van de President

President Santokhi: “Opstaan tegen de demonen van discriminatie”

Een stralende zon en prachtig uitgedoste mensen. Dat is het beeld geweest op zaterdag 1 juli tijdens de kranslegging bij het standbeeld Kwakoe. President Chandrikapersad Santokhi, vicepresident Ronnie Brunswijk, vicepremier Wopke Hoekstra van Nederland en de Arubaanse vicepremier Urell Arends zijn deelgenoot geweest van de terugkerende activiteit om de afschaffing van de slavernij te memoreren. Hier zijn diverse toespraken en optredens aan voorafgegaan. Dichter Sombra heeft op meesterlijke wijze zijn poëtische kunst voorgedragen aan het publiek. Regeringsleider Santokhi geeft in zijn toespraak aan dat het van belang is om stil te staan bij een belangrijke vraag van wat de verschillende fasen of vormen van koloniale heerschappij van Nederland in Suriname hebben teweeggebracht.

“Vandaag is het precies 160 jaar geleden dat de Emancipatiewet van Koning Willem III is ingegaan. Deze wet bepaalde dat de tot slaaf gemaakten in Suriname eindelijk bevrijd werden van het juk van slavernij. De afschaffing van de slavernij was in feite de eerste fase van het emancipatieproces van de tot slaaf gemaakten. De vrijverklaarden moesten nog gedurende tien jaren voor een eenzijdig bepaald loon op de plantages blijven werken.” Zo ging president Santokhi verder. Het staatshoofd merkte op dat pas na 1 juli 1873 de vrijverklaarden volledig vrij waren om hun leven vorm te geven. “Als wij ons verplaatsen, naar 1 juli 1873, dan zien wij in gedachten de geëmancipeerden daar staan. Eindelijk vrij van de ketenen van slavernij, vrij om een keuze te maken voor de vorm van hun verdere leven, maar nog steeds mentaal gehavend met weinig zelfvertrouwen. Zonder scholing, zonder bezit of financiële kennis, zonder gelijke rechten en zonder een gegarandeerde toekomst” aldus het staatshoofd.

De regeringsleider zegt dat de vrijverklaarden aankeken tegen een economische recessie. “Velen keerden door emoties gedreven de plantages, waar ze zoveel leed hebben moeten ondergaan, de rug toe. De arbeidsplaatsen werden gedeeltelijk ingevuld door vreemde arbeidskrachten uit het verre India, China en later Indonesië.” Volgens president Santokhi is deze setting de basis geweest voor het nieuwe Suriname. “Een Suriname waar verschillende groepen uit diverse delen van de wereld bij elkaar werden gebracht. En vanaf het begin onwetend waren over elkaar en wantrouwig tegenover elkaar”, onderstreept het staatshoofd.

President Santokhi accentueert dat de wonden geslagen door de slavernij diep gegrift waren in het vlees van de voorouders, maar vooral diep gegrift is in de ziel van de nazaten. “De wonden roepen nog steeds om heling, die alleen kan komen na doordrongen erkenning, welgemeende excuses en weloverwogen vergeving.” Het staatshoofd is van mening dat deze heling, die uiteindelijk moet leiden tot echte verzoening, verstoord wordt door de verfoeilijke levenshouding die ten grondslag ligt aan slavernij. Het staatshoofd noemt de levenshouding in een woord discriminatie. “Zolang wij niet opstaan tegen de demonen van discriminatie zal verzoening een droom blijven. Zolang onze mensen nog worden gezien als ongelijkwaardig op basis van hun huidskleur, geloof, seksuele geaardheid of bezit. Net zolang zullen wij gebukt gaan onder de pijn die door zweepslagen van slavernij zijn geplant in onze ziel”, luidt de boodschap van de president.